Onrechtmatige hinder komt het meeste voor in het burenrecht. Het gaat hierbij om de relatie tussen naburig gelegen erven, maar er kan ook sprake van hinder zijn wanneer percelen niet aan elkaar grenzen. U kunt hierbij bijvoorbeeld denken aan bomen die ervoor zorgen dat het licht of zicht wordt weggenomen of stank die wordt veroorzaakt door een fabriek in de buurt.

De bepaling van onrechtmatige hinder is opgenomen in artikel 37 van het Burgerlijk Wetboek 5. Hierop wordt een beroep gedaan wanneer er mogelijk sprake is van onrechtmatige hinder. In veel gevallen is er wel sprake van hinder, maar kan deze niet als onrechtmatig worden beschouwd. Volgens eerdere rechtspraak hangt de vraag of er sprake is van onrechtmatige hinder af van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met andere omstandigheden van het geval. Onder deze andere omstandigheden van het geval vallen de plaatselijke omstandigheden, het tijdstip waarop de klagende partij zich vestigt op de plaats waar de hinder zich voordoet en de noodzaak van de hinder toebrengende handeling. Het wetsartikel omtrent hinder is gelinkt aan een wettelijke onrechtmatige daad. Een jurist kan beoordelen of een hinder als onrechtmatig gekwalificeerd kan worden.

Om te kunnen beoordelen of sprake is van onrechtmatige hinder, is het raadzaam om steeds vast te leggen wanneer u overlast ervaart en in welke vorm. Daarnaast wordt verwacht dat u in gesprek gaat met de overlast veroorzakende persoon/personen.

Heeft u vragen naar aanleiding van deze blog? De juristen van Frontyr helpen u hier graag mee verder. Neem contact met hen op via 085 – 773 26 66 of advies@frontyr.nl.